Notitie persoon:
Feys Claesz. was leenman van de Hofstad Honingen te Hillegersberg, beleend 1 april 1536, overgedragen 24 mei 1539, beleend 16 januari 1544.
Feys Claesz. nam in 1536 een leen over van zijn zwager Facob Adriaensz. Feys noemt zijn zoon Arie (Adriaen) Hieruit kunnen we met zekerheid vaststellen dat zijn vrouw een dochter is van een zekere Adriaen.

We beginnen de familie genealogie Michielen, in 1536 met Feys Claesz., boer en pachter in de Ommoordsche polder onder het "Ambacht Hillegondsbergh en Rotteban". Zijn voornaam is Feys en hij is een zoon van Claes, een achter of familienaam heeft hij niet al is het niet onmogelijk dat hij als familie of bijnaam heeft "Codebij of Cotebij"
Van Feys Claesz. zijn twee zoons bekend, Arien en Michiel, en die gebruikten allebei wel eens de achternaam Cotebij (in diverse schrijfwijzens, Codebeij, Coddebeije enz. )
Dat zij deze naam van hun vader hebben overgenomen is niet onmogelijk. Wat Cotebij betekent is tot nu toe nog steeds onbekend.

Feys Claesz. komen we voor het eerst tegen op 1 april 1536 in de Ommoordsche polder. Hij heeft zo juist land gehuurd van het kasteel van Honingen. Alleen huurde men toen niet "men nam een leen" heette dat. Het leen wat Feys Claesz."nam" bestond uit de: "oostelijke helft van het Baersmeer met 2 morgen land aan de oost-zijde en 8 morgen land aan de westzijde van het meer. Belend aan beide zijde Dirck Geerlofszoon, ten noorden: kappelrie land van Zevenhuysen, genaamd de Vinckenkamp". Hij nam dit leen over van zijn zwager Jacob Adriaensz. Dit alles weten wij dankzij de leenregisters van het kasteel van Honingen, een belangrijke bron van genealogische informatie. Op 24 mei 1539 draagt hij het leen over aan: "Gerrit Aertsz. Hoflandt, baljuw van Bleiswijk en schout van Schiebrouck".

Op 16 januari 1544 neemt Feys Claesz. een leen over van: "Maerten Cornelisz. bestaande uit de helft van 6 morgen land min 1/4 hond land, belend ten oosten: Neel Cornelisz. Scheer, ten westen: het Gasthuis te Schiedam, ten noorden: Adriaen Lambrechtsz".(O.S.A. Leenregisters Honingen, Rotterdam, inv. 1890 pagina 118, 120, 123, 124, 133 en 154)

In de middeleeuwen was de handel in en bezit van goederen streng geregeld. Op zich niet onlogisch want begrippen als "persoonlijk belastbaar inkomen" en "bedrijfswinst" bestonden nog niet. Aangezien ook stadsbesturen en ambachtsheren voortdurend geld nodig hadden lag het voor de hand belasting te heffen op "direct tastbare zaken" zoals bezit en gebruik van land. Een van die belasting systemen was het heffen van de 10e penning. Om deze belasting te kunnen heffen werden er zgn. "kohieren" aangelegd, hierin stond vermeld wat men aan belasting moest betalen. Van het Ambacht Hillegersberg zijn enkele kohieren bewaard gebleven. In de kohieren van 1543 wordt geen onderscheid gemaakt in eigendom en huurland, wel in de kohieren van 1553 en 1561. De kwaliteit van het land in de Ommoordsche polder was niet al te best wat blijkt uit de volgende zin in de kohieren "de landen zijn van nature dor en verschillen in prijs en waerde"
Opgemerkt dient te worden dat uitgeveend land onbelast was.
In 1543 komen we Feys Claesz. tegen in de kohieren van de 10e penning van Hillegersberg. Hij wordt daar in vermeld met:
"4 1/2 morgen land tegen 1 pond, en 2 schellingen, 2 X 3 morgen land tegen 15 schellingen per morgen, 3 morgen land tegen 2 ponden per morgen en 21 morgen land tegen 15 schellingen per morgen".
Alles gelegen in de Ommoordsche polder. De bedragen zijn genoteerd in ponden en schellingen , gelijk te stellen met de karolus gulden en stuivers.
In 1553 komen we Feys Claesz. tegen met 4 morgen en 3 hond land wat hij huurt van: "Pieter Jacopsz. tot Capelle en Trijn Joris in Crooswijk voor 2 karoli gulden en 5 penningen per morgen". Waarde in de 10e penning aangeslagen voor 91 ponden en 4 stuivers.
Zelf heeft Feys Claesz. dan in eigendom "29 morgen land met huys, barg en schuuren gelegen in de Ommoordsche polder" aangeslagen voor 25 stuivers per morgen. Hij moet totaal betalen 36 ponden en vijf stuivers.
In 1561 staat Feys Claesz. in het kohier van de 10e penning met:
"25 morgen wei en hooiland gelegen van de Rotte tot de Cappelsche Veenen, waarvan 12 morgen in 1561 met haver bezaaid is geweest, 2 morgen in huur van Pieter Jacobsz. te Cappelle voor 30 schellingen, 1 1/ 2 morgen van Dirck Pietersz. te Sevenhuijsen voor 3ponden en , 7 1/2 sc. en 22 morgen eigen met huis getaxeerd op 66 ponden".
Verderop gelegen in de Ommoordsche polder ook nog:
"1 1/2 morgen hooiland gelegen van Kers Reijmbrantsz. tot Heijn Claesz. Bruers, het land getaxeerd op 3 , en 5 morgen en 2 hond hooiland en 4 hond slagturfland gelegen van Vranck Cornelisz. tot het land van Vranck Cornelisz. voornoemd getaxeerd op 11 ponden en 5 schellingen" Slagturfland geeft aan dat Feys Claesz. naast boer ook veenman was.

(A.R.A. den Haag, inv. Holland voor 1572 nr. 241 en 641, kohieren van de 10e penning, resp. d.d. 1543 en 1553) (idem nr. 1287 folio 123 en 126)

Ook komen we Feys Claesz. tegen in de molenrekeningen van de Ommoordsche polder in de jaren 1544, 45, 50, 51, 60 en 65. (Archief Hoogheemraadschap Schieland, nrs. 3427 t/m 3475, d.d. 1544 t/m 1565)

De mogelijke vader van Feys Claesz.
Wij weten alleen dat de vader van Feys Claesz. de naam Claes draagt. Nu komt er in het leenregister van het kasteel van Honingen een Claes Michiel de Moyensz. voor.
Hij is ook leenman in de Ommoordsche polder.
Het is heel goed mogelijk dat deze Claes de vader is van onze Feys Claesz.
Omdat het sluitend bewijs niet geleverd kan worden dat Claes Michiel Moyensz. de vader is van Feys Claesz. beschouwen we Feys Claesz. als de verste voorvader van het geslacht Michielen.

Woonplaats:
Ommoordschepolder onder Hillegersberg en Rotteban

Beroep:
Boer
Leenman van de Hofstad Honingen
Veenman